maandag 1 juni 2020

Zelfsturend leren: dit wil je weten als leraar


Zelfsturend leren: dit wil je weten als leraar 

Katrien Cuyvers is docent aan de academische lerarenopleiding van de Universiteit Antwerpen. Voorheen was Katrien ook leraar in het secundair onderwijs en werkte ze als psychomotorisch therapeute in het buitengewoon basisonderwijs bij kinderen met leerstoornissen. Naast haar onderwijsopdracht, doet Katrien ruim zeven jaar onderzoek naar zelfsturend leren en het begeleiden hiervan. Hoewel zelfsturend leren altijd erg belangrijk is, kwam de nood hieraan plots heel duidelijk naar voren tijdens de recente coronacrisis: leraren en leerlingen (en vele ouders) werden plots genoodzaakt om hun leerproces in de hand te nemen in functie van allerlei leernoden. 

In het kort 


‘Zelfsturend leren is een proces dat zich ontplooit wanneer een ‘leerder’ – in dit artikel de leerling dus – verschillende strategieën gebruikt in functie van het leren van kennis en vaardigheden. Die strategieën kunnen gebruikt worden voor, tijdens en na een leerinspanning van een leerling. Die geeft zélf vorm aan zijn/haar leerproces. Noem het een generieke competentie met de leerling als eigenaar. Ondanks wat de ‘zelf’ laat vermoeden, speelt de leraar wel een belangrijke rol. Het is geen hoekenwerk of zelfstandig werk. Je begeleidt de leerling in het gebruiken van de strategieën. Het is niet ‘trek uw plan’, of ‘ik werk vraag-gestuurd en als je geen vragen stelt dan ben je zelf verantwoordelijk als leerder’, dat zou je een stuurloze aanpak kunnen noemen. Het is niet overnemen van het gebruik van de strategieën, dat is externe sturing. Het is ook niet de bedoeling dat de klas zichzelf gaat onderwijzen.’

 Zelfgestuurd in de klas 

‘Dit voorbeeld legt het volgens mij mooi uit: leerling Flor zit in je klas, en hij is de ‘leerder’. Het maakt niet uit of hij les volgt in het lager, secundair of hoger onderwijs. Als leraar ga je voor Flor een leerdoel formuleren, dat is de eerste strategie. Maar hij kan dat ook zelf doen.’

 ‘Nadien gaat Flor een analyse maken van de opdracht, bijvoorbeeld een taak. En die taak gaat hij koppelen – weer een strategie – aan andere opdrachten die hij al gemaakt of geleerd heeft en zijn aanpak hierbij. Vervolgens gaat Flor zijn aanpak plannen, de volgende strategie. Tijdens zijn leerinspanning zal Flor zich inzetten om die nieuwe leerstof te leren/te verwerken. Dat kan gaan van het onderlijnen van kernwoorden tot het uitproberen van bepaalde testjes. Dat hangt af van de opdracht, maar het zijn allemaal zichtbare en onzichtbare leeractiviteiten die Flor onderneemt. Hij doet dit om het leerdoel te bereiken.’

 ‘Terwijl Flor daar mee bezig is, zal hij zich de hele tijd afvragen of dat wat hij aan het doen is, hem verder brengt in zijn leerproces, naar het te bereiken van zijn doel. Kan hij de taak maken of zijn er nog moeilijkheden? Moet hij zijn aanpak aanpassen of is hij goed bezig? Dat noem je ‘monitoring’. Daarom is zelfevaluatie en reflectie belangrijk. Zo weet Flor of hij zijn leerdoel bereikt heeft, maar ook; hoe hij dat gedaan heeft. Misschien wil hij volgende keer meer schema’s maken en minder onderlijnen. Dat hele proces van leerdoelen stellen, plannen, monitoren en zelfevaluatie is zelfsturend leren.’

Voor (heel) jong en oud 


‘Het ‘zelf’ vormgeven van het leerproces kan op alle leeftijden en het is een generieke competentie: je kan zelfsturend leren in de klas, maar je kan ook zelfgestuurd thuis een cake leren bakken of op een instrument leren spelen. Ook daar zijn doelen en strategieën voor nodig.’ 

‘Natuurlijk zijn er per leeftijdscategorie nuances, wat logisch is. Zo zullen bijvoorbeeld jonge kinderen die leerstrategieën veel onbewuster gebruiken. Die bewustwording kan vergroten naarmate leerlingen ouder worden en naar het secundair of hoger onderwijs gaan. ‘Kan’, omdat dat niet per definitie gebeurt.’

 Jouw rol als leraar 

‘Als leraar speel je wel degelijk een belangrijke rol. Het vaardig worden in het gebruiken van de strategieën moet een leerling leren: zelf leerdoelen formuleren, zelf leren de opdracht te analyseren en wat daarvoor nodig is en welke zichtbare en onzichtbare leeractiviteiten hem/haar daarbij kunnen helpen. De leerling moet leren reflecteren in functie van het vorm geven van zijn/haar leerproces. Het gebruiken van de strategieën moet je als leraar ondersteunen.’ 

‘Er zijn heel wat leraren die al goede dingen doen als het gaat over ondersteunen van strategiegebruik. Bijvoorbeeld door je leerlingen te vragen een zelfevaluatie te maken na het einde van een opdracht. Of door in de les vragen te stellen die je klas helpt bij reflecteren over de manier waarop kennis, inzichten of vaardigheden verworven werden. Al werpt dat natuurlijk alleen maar zijn vruchten af als die evaluatie en reflectie onderdelen zijn van het hele leerproces. Die terugkoppeling naar het waarom je een zelfevaluatie maakt, waarom je reflecteert is heel belangrijk. Reflecteren om te reflecteren is niet de bedoeling, een zelfevaluatie moet gericht zijn op het resultaat van het leren, maar ook op toekomstig leergedrag.’

 ‘Als leraar sta je ook model voor zelfsturend leren zonder over te nemen: je toont hoe je zelf leerdoelen formuleert in plaats van de leerdoelen as such te formuleren, je toont hoe jij een analyse maakt van een opdracht, zonder de analyse te maken en de leerlingen passieve toehoorders te laten zijn. Als leraar stel je reflectieve vragen. Zo kan je allerlei vragen stellen zodat de ‘leerder’ wel tot dat leerdoel komt. Daarbij is er niet één juiste aanpak, maar zijn er verschillende mogelijk.’

 Hoe hoog leg je de lat?

 ‘Zelfsturend leren leidt tot betere resultaten op school. Maar je moet de lat maar zo hoog leggen als tot waar je leerling kan springen. Zwakkere leerlingen zullen minder vaak strategieën gebruiken of hebben er maar weinig achter de hand. Op dat moment is de rol van de leraar dus belangrijk. Wanneer deze leerlingen geen begeleiding, of zeg maar sturing krijgen van jou als leraar, komen ze niet tot leren en dus ook niet tot betere resultaten. 

‘Sommige leerlingen kunnen niet aan een opdracht beginnen zonder sturing van de leraar. Dan weet je snel dat die kinderen niet zelfgestuurd aan het leren zijn. Zo stel je als het ware een diagnose en pas je je aanpak daarop aan, met als doel die leerling toch een meer zelfgestuurde leerder te maken dan voorheen.’ 

Zelfgestuurd leren bij afstandsonderwijs 


‘Van leerlingen verwachtten we, naar aanleiding van de Covid-19-crisis plots dat ze volop zelfgestuurd aan de slag gaan, zonder een leraar te hebben die overneemt wanneer dat nodig is, reflectieve vragen stelt of model staat. Er is nu veel meer nood aan leerlingen die zelf plannen, research doen … Op dit moment lopen kinderen, maar ook leraren, daar tegenaan. Dan merk dat je leerlingen sneller teruggrijpen naar één strategie; bijvoorbeeld mama of papa om raad vragen. Als ouder moet je je kinderen niet zomaar oplossingen geven, maar breng ze tot een punt waarop ze het zelf kunnen. Laat ze zelf nadenken over de opdracht, over hun aanpak, over welke zichtbare en onzichtbare activiteiten ze nodig hebben of kunnen gebruiken. Ook ouders kunnen net zoals de leraar reflectieve vragen stellen, model staan …’ 

Opgelet voor valkuilen 

‘Sommige leerlingen zijn heel sterk in zelfsturend leren. Dan mag de leraar het strategiegebruik, dat formuleren, plannen, analyseren … niet volledig gaan overnemen. Want anders krijgt die sterke leerling geen voldoening meer, wordt die niet uitgedaagd in zijn aanpak en kan die niet zelf zijn leerproces vormgeven. Dan leert hij/zij niet. Vergeet dus niet om aan differentiatie te doen, in functie van het niveau van zelfsturend leren dat de leerlingen hebben. Kinderen die zelfgestuurd kúnnen leren, moeten die kans krijgen. Zo kan je ze aan het werk zetten met klasgenoten die er minder sterk in zijn. Ook zij kunnen model staan.’ 

‘De grootste valkuil is dat je als leraar (of ouder) niet de sturing geeft die een kind nodig heeft. Teveel extern sturen of overnemen of … helemaal géén sturing bieden op het moment dat het wél nodig is. Het is een uitdaging om sturing op maat van de kinderen te geven.’ 



*Bron afbeelding: Pintrich, P.R. (2000). The role of goal orientation in self-regulated learning. In M. Boekaerts & P. R. Pintrich (Eds.), Handbook of Self-Regulation (pp. 451–502). San Diego, CA: Academic Press. Zimmerman, B. J., and Moylan, A. R. (2009). “Self-regulation: where metacognition and motivation intersect,” in Handbook of Metacognition in Education, eds D. J. Hacker, J. Dunlosky, and A. C. Graesser (New York, NY: Routledge), 299–315.

Werkboekje rond al hadj

Klik op deze link voor een boekje rond al hadj (Engels):    https://app.box.com/s/l8igiu47dkiywzymettoofkhnjxc26zm